Noor Mens
Toen de gemeente Amsterdam in 2006 de Geurt Brinkgreve Bokaal instelde was het transformeren en hergebruiken van bestaande gebouwen weliswaar niet nieuw, maar ook niet vanzelfsprekend. De projecten die bij de eerste jaargangen van de prijs als winnaars uit de bus rolden waren manifesten voor een nieuwe manier om met oude gebouwen om te gaan. Ze maakten duidelijk dat transformatie de oorspronkelijke architectonische kwaliteiten kan versterken en ontwerpers uitdaagt om met creatieve oplossingen te komen die een dialoog tussen oud en nieuw op gang brengen. En dat niet alleen.
Door een gebouw te transformeren kan het een nieuwe relatie met de omgeving tot stand brengen. Ondertussen hebben de vroegere winnaars - en veel van de genomineerden - het pleit beslecht. Architectonische manifesten voor het hergebruiken van het bestaande zijn niet meer nodig, er is vermoedelijk niemand meer die twijfelt aan het nut en de meerwaarde ervan. Daarmee verschuift het werk van de jury. Opvallend is dat geen van de acht voorgeselecteerde projecten op de nominatie voor sloop stond. Dat kan natuurlijk te maken hebben met de voorselectie, maar waarschijnlijk zegt dat iets over de status van reconstructie en transformatie als een intussen algemeen geaccepteerde praktijk: pas als er echt niets meer met een gebouw te beginnen is komt sloop in beeld, zelfs al vloekt dat met de idealen van duurzaamheid en circulariteit. Maar liefst vijf van de projecten genoten bescherming omdat ze op de lijst van rijksmonumenten staan. Van de transformatieprocessen die de geselecteerde projecten ondergingen is dus niet vol te houden dat ze die tot de redding van gebouwen in de gevarenzone hebben bijgedragen. Opvallend is de geografische ligging van de bezochte gebouwen: de meeste liggen in of nabij de binnenstad. De oudste dateert uit de late achttiende eeuw, de jongste uit de jaren zestig. Het vertegenwoordigt als enige het tijdperk dat nu vaak als het ‘post-65’ tijdperk wordt aangeduid, en dat intussen volop in de belangstelling van erfgoedwetenschappers staat. De oorspronkelijke architectuur van de gebouwen laat een keur aan stijlen zien. Ze werden ontworpen voor de meest uiteenlopende bestemmingen: een tempel van wetenschap en kunst, twee fabrieken, een beursgebouw, een school, een aantal kantoren. De nieuwe bestemmingen waarvoor ze geschikt werden gemaakt waren opvallend vaak een menging van cultuur, vermaak en vrijetijd. Uit de acht bezochte projecten werden er drie genomineerd: Felix Meritis, Move en Hotel MAI Amsterdam
Alle acht gebouwen zouden de tand des tijds vermoedelijk ook hebben doorstaan als ze aan hun lot waren overgelaten. Maar zouden ze niet hersteld, gereconstrueerd, van bestemming veranderd en, in een enkel geval, zijn uitgebreid, dan zouden ze nauwelijks hebben kunnen bijdragen aan de stedelijke economie, de architectonische cultuur, en de leefomgeving van de stedelingen. Dat is nu wel het geval. De mate waarin de architectonische interventies dat in de hand hebben gewerkt was bij de jurering een van de belangrijkste criteria. Ambachtelijkheid en verduurzaming speelden vanzelfsprekend ook een rol. Daarnaast werd gekeken naar factoren als creativiteit. Heeft de ontwerper zich onderscheiden door te proberen van de gebaande paden af te wijken? Sluit de nieuwe bestemming aan bij wat de buurt nodig heeft? Ook erfgoedwaarden spelen een rol, maar deze waren bij alle bezochte gebouwen geborgd, was het niet door de monumentenstatus dan wel doordat ze zich in een beschermd stadsgezicht bevonden. Het ontwerpen besluitvormingsproces werd zo mogelijk meegewogen. Ook in vorige jaargangen van deze prijs werd rekening gehouden met de maatschappelijke meerwaarde van het transformatieproces. Alle geselecteerde gebouwen leveren die meerwaarde, en dat doen ze op een opvallend consistente manier. Ze zetten in op het verhogen van de diversiteit van bestemmingen in hun omgeving. Het Vossius Gymnasium doet dat door, heel praktisch, sportvoorzieningen toe te voegen die bij de school horen, maar ook door de buurt te gebruiken zijn. Andere projecten beschikken over publiek toegankelijke horeca. Hotel MAI Amsterdam bijvoorbeeld beschikt over publieksfuncties die voor deze gebouwen niet altijd vanzelfsprekend zijn. De bestemmingen trekken publiek, maar dat publiek komt ook op een ander manier aan zijn trekken: bijna alle projecten laten een grote aandacht voor design en kunst zien, die gericht is de zinnen te prikkelen en een aangename ervaring te bewerkstelligen. De beleving is minstens zo belangrijk als de functie. Dat is een algemene trend, maar kennelijk leent het transformeren van bestaande gebouwen zich er bij uitstek voor om het onderste uit de kan te halen. Alle projecten dateren van voor de pandemie, die het openbare leven lamlegde en een aanslag op de beoogde, door de architectuur versterkte belevingswaarden betekende - maar zodra het stedelijk leven zich ook maar enigszins herpakt zullen deze gebouwen daarin ongetwijfeld de rol spelen waarvoor ze zijn ontworpen. Het zijn bijna zonder uitzondering gebouwen die een nieuwe fase in de stedelijke cultuur vertegenwoordigen: consumptie, de creatieve industrie, en vrijetijd ogen er exclusief, maar toch staan de deuren in principe open voor iedereen. Dat helpt om ook bestemmingen met een ondertussen minder florissant imago zoals een toeristenhotel acceptabel te maken, en dat in een stad die tot voor kort aan een toeristenlawine ten onder dreigde te gaan...
Reconstructie
De oogst van dit jaar had nog een opvallend aspect: kennelijk stuit het nauwgezet reconstrueren van gebouwen of gevelbeelden die allang verdwenen zijn niet langer op verzet. Het beeld is belangrijker dan de authenticiteit van de materialen en is, omdat het abstract is, opnieuw te maken. Hoewel dat met de meest geavanceerde technische middelen gebeurt, en in die zin modern te noemen is, breekt het met credo dat gebouwen eigentijdsheid uit moeten stralen. Soms is nauwelijks te zien dat iets - een nieuwe ingang, bijvoorbeeld - het gevolg is van het transformatieproces en op die manier niet eerder heeft bestaan. Sommige gevels in Hotel MAI Amsterdam verraden in hun uniforme netheid dat ze nieuw zijn, maar ze zijn zo keurig ingepast dat de meeste voorbijgangers het niet zal op vallen. Reconstructies van grote stadspaleizen zoals het Berliner Stadtschloss zijn in Nederland nog moeilijk denkbaar, maar op de kleine schaal van het repareren van de stad - daarvan is Hotel MAI Amsterdam een voorbeeld - is het reconstrueren van wat er nooit was intussen voorstelbaar.
Voorgeselecteerde projecten
Opdrachtgever: Zadelhoff Beheer, Sijthoff Media
Architect: ZJA, Heyligers design + projects
Aannemer: DCV Bouw, Octatube
Gerrit van Arkel ontwierp de nieuwbouw van de Diamantbeurs aan het Weesperplein in de toen populaire art-nouveaustijl. Na de opening in 1911 tastte een reeks verbouwingen de architectonische kwaliteiten aan. Nadat het beursbedrijf het pand had verlaten werd een dakopbouw aangebracht. De transformatie tot een centrum voor de creatie ve industrie was de aanleiding voor een reconstructie die de oorspronkelijke kwaliteiten van de gevel terugbracht en de dakopbouw uit de jaren negentig verving door een opvallend nieuw element: een forse glazen koepel op het dak. ZJA werkte samen met Braaksma & Roos aan het herstel van de gevels en de daklijst, Heyligers design + projects was verantwoordelijk voor het interieur van de publieke ruimtes. De bouw van de koepel maakte versterking van de fundamenten nodig, en deze operatie maakte het mogelijk om onder het gebouw een nieuwe parkeergarage te maken. Het souterrain dat eerst als garage dienstdeed is nu ingericht voor horeca en commerciële functies. Voor de koepel (‘high light’) pasten ZJA het principe van de ‘gridshell’- constructie toe; de bekleding bestaat uit 423 ruitvormige dubbelglaspanelen. De tussenvloer die was aangebracht in de zes meter hoge beurshal is verwijderd. De verdiepingen zijn compleet gestript en opnieuw ingedeeld. De jury heeft grote waardering voor het mooie, zorgvuldige herstel van oorspronkelijke elementen. De entrees zijn teruggeplaatst naar de oorspronkelijke plek en de plint van het gebouw is zoveel mogelijk hersteld. Op basis van de oude ontwerptekeningen werden de tegeltableaus gereconstrueerd en de oorspronkelijke dakrand weer teruggebracht.Het gebouw wordt door verschillende huurders gebruikt maar heeft toch een duidelijke, collectieve signatuur. Die wordt versterkt door de integratie van het werk van ongeveer twintig kunstenaars. Bij de restauratie van de gevel werd een aantal onderdelen helaas niet aangepakt, zoals de kozijnen: een groot deel van de kunststof kozijnen bleef gehandhaafd. Ook het terugbrengen van de ruimte beneden en daarmee de dubbelhoge ramen bleek niet haalbaar. Hopelijk gebeurt dit in de toekomst nog. Met de opbouw is een bewust contrast gerealiseerd met het oorspronkelijke gebouw. Daarvoor moest het oorspronkelijke gebouw wel eerst worden hersteld. De glazen koepel is zeer expressief, knap gemaakt en uitgevoerd met duurzaam materiaal. Daar wringt de schoen; had er niet meer moeten worden ingezet op herstel van het oude beeld (en daarmee ook bijvoorbeeld hogere mate van verduurzaming)?
Opdrachtgever: Zuider Vastgoed
Architect: Villanova architecten
Aannemer: De Geus Bouw
Behalve de Diamantbeurs ontwierp Gerrit van Arkel ook een ander gebouw voor deze branche: de in 1907 in gebruik genomen diamantslijperij in De Pijp. Ook dit verloor zijn functie en kwam leeg te staan. Het krijgt een tweede leven als een complex met appartementen, kantoren en horeca. Hoewel deze transformatie veel architectonische interventies nodig maakte vallen deze nauwelijks op. Villanova architecten kozen ervoor de ingrepen zo nauw mogelijk aan te laten sluiten bij de oorspronkelijke vormgeving van de voormalige Asscher Diamantfabriek. Om de nieuwe functies toegankelijk te maken was het nodig extra entrees toe te voegen. De fabriek had maar één ingang met daarbij een portiersloge. Daarachter ging een besloten wereld schuil, een in zichzelf gekeerde enclave in de stad. De bestaande kelder is vergroot en ligt nu onder het hele gebouw; een uitbreiding die gepaard ging met het herstel van de fundering. De appartementen behoren tot het topsegment. Zo hebben ze een eigen, directe toegang vanuit de lift. De jury prijst de zorgvuldige, ambachtelijke renovatie en transformatie van het rijksmonument. Voor de nieuwe entrees werden de borstweringen van de bestaande ramen uitgezaagd. De materialisatie en detaillering van de nieuwe deuren verwijzen naar die van het bestaande gebouw. Opvallend is dat het luxueuze van de woningen nauwelijks af te lezen is aan de entrees en trappenhuizen. Die zijn weliswaar slim georganiseerd - een blijk van vakmanschap van de ontwerper - maar wel heel erg compact en zonder veel allure. Al met al blijft de bijdrage aan de buurt wat beperkt.
Opdrachtgever: Vossius Gymnasium, HEVO
Architect: Marlies Rohmer Architecture & Urbanism
Aannemer: K_Dekker bouw & infra
Nico Lansdorp, architect bij de dienst Publieke Werken, ontwierp het gebouw voor het Vossius Gymnasium uit 1930 in de trant van de Amsterdamse School. Het gebouw bleef als school in gebruik maar werd te klein. Om in de vraag naar meer ruimte te voorzien besloot Marlies Rohmer Architecture & Urbanism de gymzalen onder het plein te realiseren. Deze ingreep - een technisch hoogstandje - gaf het Vossius Gymnasium meer armslag zonder het monumentale karakter te schaden. Ook de buurt profiteert van deze transformatie: de nieuwe gymzalen zijn ook los van de school te gebruiken. De bestaande, gestapelde gymzalen werden getransformeerd tot kantine en onderwijslokalen. De fietsen die vroeger op het plein stonden verdwenen naar een fietsenkelder. Het plein, waar zich de daklichten bevinden die de gymzalen van daglicht voorzien, blijft open en wordt nog groen. Vanuit de school zijn de gymzalen te bereiken via een nieuwe aanbouw die ook studieruimtes bevat. De materialisering van de gevel van de aanbouw is naar de mening van de jury bijzonder, en goed getroffen. Het robuuste metselwerk van een genuanceerde grijzige baksteen met door leerlingen geboetseerde en geschilderde gevelstenen is een eigentijds antwoord op de architectuur van de Amsterdamse School. De effecten van de uitbreiding op de school zelf lijken echter beperkt. De jury vraagt zich af of de vrijgespeelde vierkante meters van de oude gymzalen optimaal zijn ingevuld. De overgang tussen het bestaande pand en de nieuwe toevoegingen zijn noodgedwongen niet meer dan functioneel. Misschien was meer mogelijk geweest als de ontwerper in het besluitvormingsproces vanaf het begin een sterkere positie had kunnen krijgen?
Opdrachtgever: MediaWharf Monumenten
Architect: Dynamo Architecten, Van Wilsem & Cabri
Aannemer: Regiobouw Haarlemmermeer
In de voormalige lasloods van de NDSM-werf, naar ontwerp van J.D. Postma en A.E.G. Postma uit 1952, werden tot 1978 scheepsonderdelen aan elkaar gelast. De rechthoekige, hoge hal heeft in het dak vier lichtstraten in de vorm van afgeplatte zadeldaken. De gesloten bakstenen gevels zijn voorzien van grote blauwe deuren. Met de herbestemming van de loods tot street art museum herbergt de overdonderende, industriële ruimte nu een passend programma. Het rauwe interieur van de loods vormt een passende achtergrond voor de grote doeken met street art. Omdat de loods een rijksmonument is en dus hoge cultuurhistorische waarden vertegenwoordigt heeft Dynamo Architecten het zoveel mogelijk in het zicht gelaten. Toevoegingen staan los van het gebouw en kunnen probleemloos weer worden verwijderd. Dynamo Architecten ontwierp eenvoudige interieurelementen die deels uit hergebruikte onderdelen bestaan, waaronder de containers die enige tijd als studentenwoningen in hetzelfde gebied in gebruik waren. Waar bestaande onderdelen aan vervanging toe waren, bijvoorbeeld de gele plafondplaten, refereerden de ontwerpers aan de aangetroffen situatie. Ze kozen ervoor de sporen van de tijd niet uit te wissen en zagen af van ingrijpende vernieuwingen. De jury vraagt zich af of die laatste benadering misschien toch niet te prefereren was, bijvoorbeeld bij het isoleren van het dak. Veel waardering was er voor het slimme hergebruik van aanwezige elementen, zoals de stalen deuren, entrees en vluchtwegen. Het ontwikkelen van een perspectief voor de lange termijn, met bijzondere aandacht voor de betekenis die het museum voor de buurt kan hebben, zou het belang van de Lasloods verder kunnen onderstrepen.
Opdrachtgever: Maarsen Groep
Architect: KAAN Architecten
Aannemer: Dura Vermeer Onderhoud en Renovatie Midden West
De Walvis, een strak modernistisch kantoorgebouw uit 1964 naar ontwerp van W.F. Lugthart, is weliswaar geen beschermd monument maar bevindt zich wel binnen het beschermd stadsgezicht van Bickerseiland. Het voldeed niet langer aan de eisen van een modern kantoorpand en de ruimte eromheen was onaantrekkelijk. KAAN Architecten transformeerde het tamelijk gesloten kantoor met hoge borstweringen en lage plafonds in een open, transparante werkplek. Om dit te bereiken is het oorspronkelijke pand compleet gestript. Alleen de kolommen, vloeren en een verborgen trappenhuis bleven staan. De gevels kregen een geheel andere uitstraling. De jury heeft grote waardering voor de slimme gevelopbouw. De ronde vensters in de ramen, die technisch knap zijn uitgevoerd, zijn een knipoog naar het oorspronkelijke maritieme karakter van de buurt. De dubbele hoogte van de entree met het trappenhuis verdient lof. Wel lijkt de uitvoering in marmer aan de zware, luxueuze kant, vooral in vergelijk met de oorspronkelijke architectuur (bijvoorbeeld nog te zien in het bestaande trappenhuis). De jury waardeert ook de aanpak van de ruimte rondom het gebouw, maar vraagt zich wel af of de gevel aan de kade niet nog wat meer te open delen had kunnen krijgen. Hoewel de transformatie een bijzonder aantrekkelijk gebouw heeft opgeleverd, dat bovendien aan de hoogste energetische eisen voldoet, is het vrijwel ontbreken van referenties aan de oorspronkelijke architectuur voor de jury aanleiding om dit prachtige project toch niet te nomineren.
Nominaties
Opdrachtgever: Amerborgh
Architect: MATH architecten
Aannemer: Jurriëns
Felix Meritis is een monumentaal pand naar ontwerp van Jacob Otten Husley uit 1788. Het werd gebouwd voor het genootschap Felix Meritis ter bevordering van kunst en wetenschap en bestond uit de departementen Muziek, Koophandel, Natuurkunde, Letterkunde en Teekenkunde. Na de ontbinding van het genootschap in 1888, bood het gebouw onderdak aan de meest uiteenlopende bestemmingen. Het was enige tijd het hoofdkwartier van de Communistische Partij Nederland, huisvestte een drukkerij en deed dienst als thuisbasis van het Shaffy Theater. In 2017 startte de verbouwing tot cultuurcentrum, een functie die aansluit bij die van het oorspronkelijk gebouw. De jury is onder de indruk van de ambachtelijke wijze waarop MATH architecten het rijksmonument hebben gerestaureerd. Oorspronkelijk onderdelen werden zoveel mogelijk hersteld, de technische uitrusting, waaronder de verlichting en voorzieningen voor de akoestiek, zijn subtiel geïntegreerd, met slimme interventies en een hoog niveau van verduurzaming. Daarmee voldoet het aan de huidige gebruikseisen en is de oorspronkelijke opzet weer duidelijk herkenbaar. Elke ruimte kreeg een eigen karakter. Door kunst en inrichting te integreren kreeg het gebouw een hedendaagse uitstraling. Beleving is een sleutelbegrip. De architectuur moet de bezoeker deelgenoot maken van een bijzondere ervaring. Hoe hoger in het pand, hoe moderner het interieur. De Concertzaal op de begane grond heeft een klassieke uitstraling met historisch aandoende kleurstellingen. De Zuilenzaal werd bewust onbehandeld gelaten. In de Shaffyzaal is gebruik gemaakt van een intens en contrastrijk kleurgebruik. In de koepel wordt de aandacht gevestigd op de originele kapconstructie die zich opent naar de stad. De aanpak van Felix Meritis illustreert dat een rendabel programma de dialoog tussen behoud en vernieuwing in een richting kan sturen die binnen de historische context toch een nieuw vormrepertoire genereert. Daarbij vroeg de jury zich af of de manier waarop de ontwerpers de historische waarden in deze reconstructie verankeren de ruimte voor latere herinterpretatie ervan niet al te zeer inperkt.
Opdrachtgever: Bouwinvest, Pon
Architect: BiermanHenket
Aannemer: Bouwinvest Office Development
Jan Wils ontwierp aan het Stadionplein twee gebouwen voor Citroën. Nadat de meest noordelijke enige tijd geleden al was aangepakt volgde nu de zuidelijkste, de oudste van de twee die in 1931 werd opgeleverd. BiermanHenket tekende voor de transformatie, renovatie en uitbreiding ervan. Daarbij was de modernistische architectuur van Jan Wils bepalend: de bloksgewijze opbouw, de afgeronde hoeken, de witte gevels en een sterke horizontaliteit met verticale accenten. De gevels van de uitbreiding werden bekleed met geglazuurde keramische panelen, die in kleur passen bij het metselwerk van het bestaande gebouw. Aan de zijde van het stadion werd een glazen entree en trappenhuis toegevoegd met een verwantschap met het ronde volume bij de oorspronkelijke entree. De leden van jury waren verrast door de zorgvuldigheid en schoonheid van het herstel en vernieuwing van de straaten pleingevel. De invulling als ‘museum’ met een gevarieerd programma is een bijdrage aan de stad en past bij het pand. Zo is het restaurant op het dak toegankelijk voor het publiek. Entreeruimte, tentoonstellingsruimte, evenementenruimten, vergaderruimten, dakterrassen en grasdaken leveren een gebouw vol verrassingen op. ’s Avonds moet deze ‘etalage’ een feest zijn. Het interieur is rijk vormgegeven, bijna zo rijk dat de bezoeker de heldere, hoogwaardige ruimtelijkheid van het pand uit het oog verliest. De keus om een deel te slopen en nieuw te bouwen is gedurfd, maar pakt goed uit. Maar zouden al die gasten en medewerkers niet fijner binnenkomen via de oude hoofdentree?
Opdrachtgever: Pacifica Prosperity Vastgoed, Vondel Hotels
Architect: Architectenbureau J. van Stigt
Aannemer: Bouwbedrijf M.J. De Nijs en Zonen
Renovatie en reconstructie van een reeks panden aan de Geldersekade geven een impuls aan een tot voor kort problematisch gebied. De realisatie van Hotel MAI Amsterdam op een locatie tussen de Geldersekade en de Zeedijk is een knappe interventie die inzet op herstel van het stedelijk weefsel met behoud en terugbrengen van erfgoedwaarden. Bestaande panden zijn gerenoveerd en een aantal panden is gereconstrueerd met hergebruik van historische onderdelen. Deze panden werden samengesmeed tot een hotel, maar Architectenbureau J. van Stigt deed dat zonder de op het eerste gezicht onwerkbare indeling in afzonderlijke panden op te geven. Daardoor ontstond een complex dat, hoewel elk onderdeel op een comfortabele manier toegankelijk is, iets labyrintisch heeft. Het oorspronkelijk stedelijk weefsel is hersteld. Daarbij is dat ‘verdachte’ programma van weer een hotel in de binnenstad zelf ook weer dusdanig gemanipuleerd dat het past in de stedenbouwkundige structuur. Bovendien werd hier een aantal functies toegevoegd zoals ateliers, horeca en culturele voorzieningen. Individuele entrees aan de straat en een steeg werden hersteld. Inwendig werden verschillende panden met elkaar verbonden; een complexe opgave gezien verschillende verdiepingshoogten en de variatie van het aantal verdiepingen per pand. De jury vindt de keuze om deels te gaan voor sloop-nieuwbouw en die nieuwbouw zo historisch mogelijk te maken een spannende, maar bovendien door hergebruik van hele oude elementen betekenisvol ‘geladen’ en was verrast over de manier waarop deze keuzes uitpakken. Het zonwerende glas aan de gracht is op het randje, maar de hoge mate van duurzaamheid is een prestatie. De uitgesproken keus voor vervoer over water tijdens de bouw, de precieze samenwerking tussen eigenaar, opdrachtgever en architect, de hoge score op duurzaamheid en de uitvoering binnen budget en tijd maken het een voorbeeldig project. Brinkgreve zou hier wel een kamer boeken.
De jury van de Geurt Brinkgreve Bokaal 2020 bestond uit: juryvoorzitter Mariëtte Pennarts (midden), Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, verbonden aan Het Utrechts Landschap en eerder gedeputeerde in de provincie Utrecht; Noor Mens (rechts), architectuurhistoricus gespecialiseerd in architectuur en stedenbouw van de twintigste en eenentwintigste eeuw; en Arjan Gooijer (links), projectarchitect bij Vanschagen Architecten, winnaar van de Geurt Brinkgreve Bokaal 2010 met Dudokhaken en de Amsterdamse Architectuur Prijs 2015 voor de CPO transformatie U.J. Klarenstraat. De jury werd ondersteund door Bart Truijens van Grond en Ontwikkeling, gemeente Amsterdam. De prijs wordt georganiseerd in samenwerking met Anette van Dijk van Monumenten en Archeologie en Rogier Noyon van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad.
De wijze waarop de architect en opdrachtgever met Hotel MAI Amsterdam deze buurt repareren en integreren in het stedelijk weefsel is een aanwinst voor de bewoners en voor de stad. De jury kiest dan ook Hotel MAI Amsterdam tot winnaar van de Geurt Brinkgreve Bokaal 2020. Hotel MAI Amsterdam winnaar van de Geurt Brinkgreve Bokaal 2020
Opdrachtgever: Pacifica Prosperity Vastgoed, Vondel Hotels
Architect: Architectenbureau J. van Stigt
Aannemer: Bouwbedrijf M.J. De Nijs en Zonen
Geurt Brinkgreve Bokaal De Geurt Brinkgreve Bokaal is een onderscheiding die de gemeente Amsterdam jaarlijks toekent aan het beste initiatief op het gebied van herontwikkeling of renovatie van erfgoed. De gemeente onderkent dat passende herbestemming leidt tot behoud van veel erfgoed. De prijs is vernoemd naar Geurt Brinkgreve (1917 - 2005), die streed voor het behoud en herstel van de Amsterdamse binnenstad. Voor de Geurt Brinkgreve Bokaal 2020 kwamen 44 gebouwen in aanmerking die zijn opgeleverd tussen 1 augustus 2019 en 1 augustus 2020. In oktober bezocht de jury een achttal voorgeselecteerde projecten, waaruit de nominaties en de winnaar werd gekozen.