Het ontwerp voor De Lasser op Oostenburg staat grotendeels ten dienste van de monumentale Werkspoorhal enerzijds en woontoren De Draaier anderzijds. Het kleine woongebouw is een onderbreking tussen deze twee grote bouwvolumes en verbindt deze tegelijk op intrinsieke manier. Waar De Draaier in zijn kleurstelling reageert op onder andere de blauwe kraan, doet De Lasser dit door te reageren op de stalen structuur en donkere kleur van de Werkspoorhal. Op de begane grond bevindt zich een horecagelegenheid die zijn grote terras deels binnen en deels buiten de te openen gevel van de Werkspoorhal heeft. De bovengelegen woningen zijn te bereiken vanuit de doorlopende open steeg tussen beide woongebouwen. De woningplattegrond en daarmee gebouwvorm is tevens sterk bepaald door de relatie met beide aangrenzende gebouwen. Aan het binnenhof ontstaat een interessante ruimtelijke situatie die herinnert aan de industriële trappen en looppaden in de motorenstellage in de Werkspoorhal. Karakteristiek voor het gebouw is de oplossing voor de gevelcompositie. Het gebouw deelt een constructieve wand met De Draaier en om toch tot een zuivere tweedeling in de gevel te komen zijn scherpgesneden sculpturale vinnen toegepast in plaats van de gebruikelijke penanten. De gehele metalen gevel is afgewerkt in een zwarte industriële coating met structuur zodat deze een sculpturale kwaliteit krijgt en het kleine gebouwtje zo een eigen zwaarte en aanwezigheid meegeven.